Non dualiteit, religie en bewustzijn Joost Verouden jan 2015
Ik en God, ik en de ander:
Wanneer is het probleem begonnen? In vroeger tijden bestond vooral de tweedeling; God en de mens. Het was een mysterie en het was onoplosbaar. Wie of wat was toch die God en hoe kon de mens nader tot God komen, was de eeuwige vraag. Na de opkomst en ontwikkeling van de psychologie, weten we dat de mens een ego ontwikkelt in zijn kindertijd. In dit artikel betoog ik dat de oorspronkelijke tweedeling God vs mens, eigenlijk gesteld wordt vanuit het ego . Mensen zijn zich nauwelijks bewust dat zij gevangen zitten in hun ego en van daaruit de levensvragen ontstaan, omdat het ego zich terdege bewust is van zijn eigen beperkingen en weet dat er iets veel groters moet zijn. Logisch die eeuwige zoektocht naar God. God en de mens, of bewustzijn en het ego? Als kind van 2 jaar hebben we nog geen ego, nog geen echt zelf bewustzijn. We leven als het ware nog in het paradijs en worden langzamerhand als het ware verleid, om van de boom van kennis van goed en kwaad te gaan eten. Door opvoeding, ouders die zeggen: dat is goed en dat is slecht, Jantje is stout en dan weer lief etc. Langzamerhand ontstaat de tweedeling, ik en de buitenwereld. Sommigen, als ze een religieuze opvoeding krijgen, wordt verteld over God. Wie of wat dat is, weet niemand. Het verhaal van het kind wordt zoiets als, God en al het andere, God en daarbuiten ik. De illusie van dat andere, dat buiten mij zijnde, is heel sterk en wordt door de opvoeders en de buitenwereld, bijv. school en media, steeds meer versterkt. Juist omdat die anderen geen benul hebben, dat dat “buiten mij”, eigenlijk niet bestaat. De tweedeling wordt steeds sterker en de eenheid, waarin het kind voor zijn tweede jaar leefde, wordt steeds meer vergeten.
Er bestaat geen andere weg, hooguit zouden ouders die zich zelf bewust zijn van die eenheid, het kind van jongs af aan kunnen wijzen op de eenheid en de verbondenheid, die nooit is verbroken. De muur van het groeiende ego, zou dan wat meer transparant gemaakt kunnen worden. Het ego zou je een soort virtuele weerstand tegen de stroom van het leven in kunnen noemen, uit zelfbescherming. Een verkramping van de stromende energie, die er eigenlijk voortdurend is, en zelf ook die energie is. Na de verkramping willen we, eenmaal volwassen, terug naar het paradijs, in eenheid met God leven, onvoorwaardelijke liefde ervaren, maar nemen meestal genoegen met allerlei substituten; materiele dingen, aanzien etc.
In India, in het filosofische deel van de Veda s, de Upanishaden, werd al gesproken over non dualiteit, de advaita vedante. Maar ook in het westen is er lang geleden al over nondualiteit gesproken door verschillende leraren en denkers, maar dan In religieuze termen. Meister Eckhart was zo iemand. Alleen kon hij het verhaal niet vertellen zonder de term God te gebruiken. Ook zonder dat de term God wordt gebruikt, of sowieso als we niet gelovig zijn, blijft het verhaal van af gescheidenheid bestaan. Niet zozeer de af gescheidenheid van God maar dan toch van anderen. Het is daarmee meer een psychologisch verhaal en toch ook weer niet, het gaat in feite veel verder dan een psychologische verhaal. Welmoed Vlieger schrijft over de samensmelting van God en de mens, in haar verhaal over Meister Eckhart in de bundel “Spiritualiteit bij Meister Eckhart” onder redactie van Andre van der Braak. Omdat hier al vanuit het bestaan van een God wordt uitgegaan, in ieder geval de term God wordt gebruikt, is meteen een dualiteit aanwezig. Meister Eckhart betoogde echter dat er in feite geen sprake was van tweedeling God en mens, maar een voortdurend instromen van God in de mens, aldus Vlieger. Dat de eenheid God mens, altijd aanwezig is, nooit verbroken, precies zoals de huidige advaita leraren het hedendaags benoemen. Een reden dat mensen toch altijd op zoek zijn geweest naar een God, is dat ze voelen dat er iets veel groters moet zijn dan hun eigen ego en dat is natuurlijk ook zo. Alleen, als je ziet dat dat ego pas bij het jonge kind ontstaat, zie je dat dat grotere eigenlijk het Bewustzijn is, waarin het kind, maar ook de volwassene, zich eigenlijk altijd al bevindt. Veel mensen zien niet dat voorafgaande aan het ego er alleen maar bewustzijn was bij het jonge kind en dat ze zelf het ego voor hun eigen identiteit aan zien. Ze identificeren zich met dat ego, hun denken en voelen, dat is voor hen, wie ze zijn.
Daar waar Welmoed Vlieger spreekt over de mens, zou ik zeggen: het ego deel van de mens. Hoewel we eigenlijk niet de mens kunnen scheiden van zijn ego, moet ik het hier voor de duidelijkheid even doen. De mens is in feite een verschijning van Zijn met daarin een klont ego, dat ook weer uit Zijn bestaat; vergelijkbaar met een golf in de oceaan. Ook de golf bestaat uit water, alleen in een vorm gegoten. Maar hoe kunnen we Zijn beschrijven? Er wordt ook wel eens een analogie getrokken met een filmdoek. We denken dat we de film zijn, maar zijn in feite alleen het filmdoek, dat altijd dezelfde blijft welke film je er ook op projecteert. Zijn is zowel dat filmdoek, de film en de projectie van de film in een. Wat we met ons analytisch denken nauwelijks kunnen bevatten. Het denken hoort typisch bij dat ego; daarom is het zo moeilijk om ons met behulp van dat denken te bevrijden of om het goddelijke te omvatten. We zijn zo gewend om vanuit dit ego te leven, dat we het zelf niet eens meer doorhebben. Daaruit ontstaat de projectie van een buiten ons staande God. Een voorbeeld van een vraag vanuit dit ego is: wat is de zin van het leven? Een nooit te beantwoorden vraag want het komt vanuit het denken. Toch hebben we niet veel meer dan het denken om uit deze paradox te komen, althans we kunnen beginnen met denken maar kunnen dit laten overgaan op intuitie, op een dieper voelen. Er is geen zin van het leven, er is leven. Hoe kan je naar de zin vragen van iets dat er altijd geweest is en er altijd zal zijn. Ook voor de oerknal was er iets, er kan nooit niet iets zijn. Ook als er niets is, is er iets, namelijk niets. Als we de visie van Meister Eckhart maar misschien ook die van Tony Parsons nemen, dan kunnen we die zien als vrij radicale visies; Eckhart over de relatie God en mens, Parsons met zijn visie dat er alleen maar Bewustzijn is, in feite energie, het Niets. Bij Eckhart is het dan ook nog een religieuze visie, bij Parsons juist geen religieuze, omdat hij dat ziet als weer een dualiteit. Het is niet dat Tony Parsons de grootsheid van die energie niet inziet, hij wil alleen vermijden dat we weer verzanden in de eeuwenlange en verschillende projecties die we aan een God hebben toegeschreven.
Toegegeven, de term God is mystieker dan de term energie en geeft misschien meer de mogelijkheid om die grootsheid te ervaren, Parsons echter verkiest de term God te vermijden en van alle mogelijkheden tot projectie, te ontdoen. Andere schrijvers en denkers over non dualiteit gaan verder in het uitwerken of toepassen van deze visies. We zouden kunnen zeggen dat er meer of minder een psychologische of therapeutische toepassing uit voort vloeit en toegepast wordt. We onderzoeken nog even verder hoe de band is tussen het heel jonge kind en Bewustzijn. Deze is mijns inziens heel close, het kind is nog een met Bewustzijn; er is nog (geen schijnbare) scheiding aanwezig. Bij het ouder worden en toenemend zelfbewustzijn, wordt het ervaren van een afgescheiden zijn, steeds groter. Sommigen vertalen dat in de vraag wie of wat God is en de afstand met een God; anderen ervaren een kloof met de anderen, de buitenwereld, het eenzaam voelen etc.
Als we een meer seculiere en misschien ook psychologische interpretatie aangaan, krijgen we het volgende beeld. Door het ontstaan van de schijnbare kloof, wordt de overtuiging geboren dat de buitenwereld ons gevoel van tekort, ons gevoel van iets missen, kan invullen. Dat de kloof alleen door iets of iemand buiten ons, overbrugt kan en moet worden. Dat wat we missen, is elders en we hopen dat het eens het onze mag zijn. We zoeken het in liefde, een partner, geld etc etc Zonder dat, zijn we niet heel, niet compleet. Bij een religieuze invulling gaat het meer om, door gebed tot God komen bijv. en zo de leegte die we ervaren, op te vullen. Of anders verwoord: de kern van ons leven te ervaren, boven onszelf uit te stijgen, onze schepper en oorsprong te ervaren en contact mee te maken. Nu echter begrijpen we dat die zoektocht naar God altijd gevoed wordt vanuit het ego, die zijn eigen beperkingen en gevangenschap heel goed bewust is en die wil ontsnappen aan die beperktheid.
Nu echter weten we ook dat het ego pas later ontstaat in de ontwikkeling van het kind en dat vooraf daaraan, er alleen maar bewustzijn zijn is, eenheid met alles. Als eenmaal het ego is gevormd is het lastig om weer in contact te raken met die eenheid, wat sommigen altijd God hebben genoemd. In feite kan het ego nooit het Bewustzijn omvatten, het is te beperkt. Alleen vanuit Bewustzijn kan de vonk uitgaan, wat de verkrampte energie van het ego kan doen smelten. Dat betekent niet het einde van het ego, alleen een transformatie van dat ego. Het ego kunnen we ook geest-lichaam systeem noemen; het zit vol met handige patronen die we dagelijks kunnen gebruiken en niet iedere keer opnieuw hoeven uit te vinden. Het is een soort automatisme, een leer mechanisme. En niet dat ego is een illusie, alleen de aard van het ego is een illusie. Namelijk dat het op zichzelf zou kunnen bestaan. De aard van het ego is hetzelfde als Bewustzijn zelf, dat vormloos is, het Niets. Dat Niets blijft altijd hetzelfde, on aangeraakt, een en al potentie en toch onveranderlijk en dat is wat we in de kern zelf zijn. Uit dat Niets kan tijdelijk iets ontstaan en weer verdwijnen in het Niets, waar niets afgaat en niets bijkomt.